Boek Schouwstukken | Atelier Rijksbouwmeester | 2009

Boek Schouwstukken

Boeken

Boek
Schouwstukken
Atelier Rijksbouwmeester
Den Haag, 2009
24,5 x 16,5 cm
112 p

De Raad voor de Rechtspraak in Den Haag heeft een nieuw onderkomen gekregen in 2005 in een monumentaal pand op de hoek van de Kneuterdijk en de Lange Vijverberg. Het gebouw is een voormalige bank van de Nederlandsche Handel Maatschappij uit begin van de twintigste eeuw, naar ontwerp van de gebroeders Van Nieukerken in Hollands neorenaissance-stijl. De verbouwing heeft plaatsgevonden in 2004-2005 volgens het ontwerp van Marc van Roosmalen. Zoals bij ieder rijksgebouw dat gebouwd of verbouwd wordt, is de ‘Percentageregeling beeldende kunst bij rijksgebouwen’ van kracht. Deze regeling houdt in dat 1 a 2 procent van de bouwsom vrij komt voor een kunstopdracht. Het beleid vanuit het Atelier ten aanzien van de percentageregeling, is om zoveel mogelijk de kunstpraktijk te volgen. Echter de autonome schilderkunst kwam daarbij nauwelijks aan bod. Dit heeft voor een groot deel te maken met het gegeven dat de kunstopdrachten vaak in architectonisch of contextueel verband met het gebouw of rijksdienst dienen te staan. In het geval van de Raad speelde echter deze twee aspecten een andere rol waardoor er ruimte ontstond voor deze bijzondere opdracht. Ten eerste gaf de Raad al snel te kennen geen kunst te willen die een inhoudelijke verwijzing zou maken naar de praktijk van de Raad. Zij werden al genoeg door de maatschappij becommentarieerd. Bij een eerste architectonische verkenning van het gebouw met haar diverse neoklassieke stijlkamers attendeerde de architect Marc van Roosmalen mij erop dat deze kamers normaal voorzien dienden te zijn van schouwstukken. De opdracht was destijds blijkbaar nooit verstrekt. Als snel kwamen we tot de conclusie om deze ‘traditionele’ opdracht alsnog te verstrekken en het gebouw ermee te voltooien. Nu diende deze opdracht niet letterlijk genomen te worden. De kunstenaars Twan Janssen, Klaas Kloosterboer, Jos van Merendonk, Martijn Schuppers, Julia Warr en Mary Waters werden gevraagd een autonoom kunstwerk te maken die als enige beperking de maatvoering had. Elke kunstenaar kreeg een specifieke ruimte toegewezen, waarin het kunstwerk zich moest verhouden tot de ruimte. Uiteraard werd door de kunstenaars gespeeld met het gegeven van ‘schouwstukken’.